De vlam dooft
heel zwoel en heel zacht
en in alle stilte.
De vlam gaat
heel koel en zonder kracht
over in een koude kilte.
De vlam gaat
van warm geel
over, in scharlaken rood
en eindigt in een gloeiend blauw.
De kaars staat
als een eenzame steel
in een opus aan bloot
en eindigt
in het grijs en grauw.
De dover heeft
de vlam gedoofd
en eist een
zeer zwarte stilte.
De dover verdooft
de vlam en eist
een constante koele kilte.
De vlam vlamt
niet meer
en het wordt nacht.
De kaars is
aan de stam zeer hard
maar in ‘t lont nog subtiel zacht.
Nog schijnt de kaars
maar dan in contract
met zwart
nog enig bleker.
Nog wacht de kaars
thans zeer verrast
met smacht en smart
op een vurig steker.
En wederom aangestoken
lacht de kaars
edoch wel zeer verdacht!
Wordt wit in zwart verstoken?
En wacht de kaars
op een eeuwige nacht?
De kaars denkt
door vurig gebruik
thans toch
ongebruikt te zijn geraakt.
De kaars denkt
aan een gebroken lont,
welke toch
de plicht had verzaakt.
De kaars denkt
aan hoe de was
en hoe het was
er thans nooit meer is.
De kaars denkt
aan hoe de was
en hoe het was
en voelt zich niet meer fris.
En is de kaars nu opgebrand?
Of is ‘ie afgebrand?
Of is ‘ie er nu op gebrand
dat ‘ie toch is afgebrand?
Of is ‘ie nu toch aangebrand
dat ‘ie is uitgebrand?,
en is er een veelvoudig vurig verband
tussen wat wel of wat niet is verbrand?
’t Is voor ‘t donker
toch wel een lust
dat al het schijnbare licht
al brandend is uitgeblust.
’t Is voor het licht
toch wel een must
dat het inktzwarte donker
thans, in slaap wordt gesust.
En geef je zowel het donker
als het licht, het respijt
dan is er geen winnaar
en dan is er geen strijd!
En als je dan beiden
over hun ijdelheid aait,
dan kun je hooguit spreken
van een silent suïcide ....
Is er dus een verband
tussen in doch uit de brand?
C. B-Werk 28 oktober 2018.
Reacties (0)