Ouder worden gaat vrijwel altijd gepaard met een minder functioneren van ons lichaam. Haren worden grijs, spieren worden stijf, botten worden stram, kraakbeen slijt, ruggenwervels zakken in, kracht en uithoudingsvermogen nemen af. Twee andere herkenbare en veel voorkomende ouderdomsverschijnselen betreffen het horen en het zien.
Het gehoor is één van de zintuigen, die bij het ouder worden verslechtert. Ook, wanneer er geen sprake is van een aangeboren of erfelijke slechthorendheid, of van gehoorverlies door bijvoorbeeld een ziekte of een ongeluk, zullen de meeste mensen hiermee te kampen krijgen.
Een oor is opgebouwd uit drie onderdelen, die elk een eigen functie hebben:
Met het buitenoor wordt bedoeld de oorschelp en de gehoorgang. De oorschelp is er voor het opvangen van het geluid. Geluid, dat uit golven bestaat, gaat vervolgens via de gehoorgang naar het trommelvlies, dat hierdoor gaat trillen. Het trommelvlies is overigens tegelijkertijd de scheiding tussen het buiten- en het middenoor. Achter het trommelvlies vinden we de buis van Eustachius, die in verbinding staat met de neusholte. Het middenoor bevat drie uiterst belangrijke gehoorbeentjes (circa 5 millimeter) genaamd de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel. Het trommelvlies geeft de geluidstrillingen door aan deze drie botjes, die als versterkers fungeren. Het binnenoor bestaat uit het slakkenhuis (cochlea), een opgerold buisje met daarin fijne haarcellen. Deze haarcellen zijn in staat de geluidstrillingen om te zetten in elektrische signalen en deze signalen via de gehoorzenuw naar de hersenen te geleiden. Daar, in de hersenen, wordt het geluid dan ‘gehoord’.
Verlies van het gehoor kan door diverse oorzaken ontstaan op verschillende plekken in het oor. Zo kan geleidingsverlies van geluid optreden door bijvoorbeeld een prop oorsmeer, maar ook door een beschadiging van het trommelvlies of een infectie in het middenoor. Gelukkig zijn deze meestal goed te behandelen.
Ernstig is echter beschadiging of vermindering van het aantal haarcellen in het binnenoor. Deze haarcellen kunnen buigen om de trillingen te geleiden, maar bij te harde geluiden ook breken. Resultaat is een blijvende schade; deze haarcellen kunnen zich namelijk niet of nauwelijks meer herstellen. Medisch (chirurgisch) ingrijpen is hier niet aan de orde, want daarvoor zijn de haarcellen te klein en te fijn. Een dergelijke binnenoorslechthorendheid (oftewel perceptieve slechthorendheid) kwam vroeger veel voor bij (oudere) mannen, die jaren in een lawaaiige omgeving hadden gewerkt. Tegenwoordig komt dit helaas ook vaker voor bij jongeren en is vooral te wijten aan oor- en koptelefoons (van walkman en mp3-speler tot iPhone) en het bezoeken van (lawaaiige) bars, café’s, (pop-) concerten e.d.
Bij mensen van boven de 60 jaar komt deze vorm zeer vaak voor. Het gehoor gaat achteruit, omdat het vermogen van de zenuworganen in het binnenoor in de loop der tijd vermindert. Vooral hoge en scherpe tonen kunnen niet of niet meer goed worden gehoord en het verstaan van wat anderen zeggen wordt steeds moeilijker.
Ook al heb je je hele leven lawaai en harde geluiden gemeden, dan kan het gehoor toch achteruit gaan, simpelweg omdat de werking van het slakkenhuis in het binnenoor in de loop der tijd achteruitgaat. Globaal gezien heeft circa 20% van 60-plussers en zelfs circa 50% van 80-plussers hiermee te maken. Uiteindelijk kan dit leiden tot een bijna totaal gehoorverlies; zonder een gehoorapparaat is men vrijwel doof en soms kan men zelfs mèt een gehoorapparaat nog maar met moeite horen.
Bij gehoorverlies is het raadzaam om tijdig te kijken of een gehoorapparaat wellicht kan helpen. Stel dit niet te lang uit, want hoe langer je wacht en hoe minder het gehoor wordt geprikkeld, hoe minder profijt je uiteindelijk van een gehooraparaat zult kunnen hebben. Na verwijzing van de huisarts en na consultatie van een KNO-arts kan een aangepast gehoorapparaat dus de volgende stap zijn. Ze zijn er in allerlei soorten en maten, grootten en sterkten. Zijn hiermee alle problemen verholpen? Waarschijnlijk niet. Toegegeven, een gehoorapparaat is (vooral tegenwoordig) een knap staaltje technologisch vernuft, maar het is en blijft een hulpmiddel, waaraan je eerst een poosje zult moeten wennen. Het eigen gehoor vervangen kunnen deze apparaten dan ook niet, maar ze zorgen er wel voor, dat communicatie met anderen in meer of mindere mate mogelijk blijft.
Het oog is een stevige bol met aan de achterzijde de oogzenuw. Deze krijgt via de lens aan de voorkant van het oog beelden binnen, die via prikkelopnemende cellen van het netvlies uiteindelijk aan de hersenen worden doorgegeven. Daar ontstaat de gewaarwording van het ‘zien’. Die prikkelopnemende cellen zijn overigens te verdelen in kegeltjes en staafjes; staafjes reageren op licht en stellen ons in staat ook in zwak licht nog wat te kunnen zien. Kegeltjes zijn minder gevoelig voor licht, maar nemen vooral kleuren en details goed waar. Hoe ouder we worden, hoe meer problemen we met ons gezichtsvermogen kunnen krijgen.
Gelukkig kunnen een aantal problemen, zoals verziendheid, bijziendheid en staar tegenwoordig geheel of voor het grootste deel worden opgelost door middel van een bril, contactlenzen, laseren of een staaroperatie. Echter, bepaalde oogaandoeningen laten zich niet of nauwelijks behandelen; verlies van gezichtsvermogen of blindheid bij 75-plussers komt dan ook nog geregeld voor; maar liefst 75% vaker dan bij jonge mensen.
Het vorderen der jaren vraagt meestal ook zijn tol van ons gezichtsvermogen. Het begint meestal rond de 40-45 jaar, wanneer het lezen een probleem wordt: letters zijn te klein, armen te kort, kortom we hebben een leesbril nodig. Dit komt, omdat het oog zich steeds minder goed kan aanpassen van vergezicht naar dichtbij (presbyopie).
Staar is daarna de meest voorkomende oogaandoening bij ouderen. Meestal pas rond de 70-75 ontwikkelt men klachten (verlies van zicht en kleur). Bij staar verandert langzamerhand de chemische samenstelling van de lensschors. Deze bestaat uit cellen, die eiwitvezels produceren en daarmee de lenskern vormen. De aanwas van die eiwitvezels zorgt er voor, dat die kern steeds dikker en dikker wordt en daarmee steeds ondoorzichtiger (kerncataract). Ook kunnen de cellen in de lensschors beschadigd raken, waardoor zij troebel worden en hierdoor het zicht steeds waziger wordt. De ooglens kan zo vertroebeld raken, dat men alleen nog licht en donker kan onderscheiden. Het enige redmiddel is een staaroperatie, waarbij onder plaatselijke verdoving de vertroebelde lens wordt vervangen door een heldere kunstlens.
Er is een centrale plek op het netvlies, achterin het oog, waar zich veel kegeltjes bevinden en waar we dus zeer scherp mee kunnen zien. Deze wordt de gele vlek of ook wel macula of macula lutea genoemd. Bij de oogziekte gele vlek of maculadegeneratie ontstaat schade op deze plek in het oog. Hierdoor kan men geen centraal beeld meer zien, maar alleen nog de rand (periferie) en ook deze zal steeds minder goed zichtbaar zijn. Uiteindelijk kan blindheid ontstaan. Vanaf 50 tot 75-plus loopt het aantal getroffenen op van circa 14% tot 38%. Roken is overigens een bevorderende factor voor het (later) krijgen van gele vlek.
Gele vlek kent een droge vorm (door onder meer afzetting van afvalproducten in de macula) en een (ernstigere) natte vorm (groei van abnormale haarvaatjes achter de macula, waardoor steeds bloedingen kunnen ontstaan). Beide zijn (nog) ongeneeslijk. Behandeling kan bestaan uit medicijnen, injecties in het oog of eventueel fotodynamische therapie, meestal om de ziekte te vertragen of tot staan te brengen.
Het vocht in de oogbol zorgt enerzijds voor de aanvoer van voedingsstoffen en anderzijds voor de afvoer van afvalstoffen. Wanneer het evenwicht tussen aan- en afvoer om wat voor reden dan ook is verstoord, verhoogt de druk in het oog en beschadigt haarvaten en zenuwvezels van de oogzenuw. Hierdoor ontstaat glaucoom. De schade aan de oogzenuw merken we slechts langzaam door een afnemend gezichtsvermogen. Eenmaal beschadigd, zal de oogzenuw niet of nauwelijks meer herstellen. Vanaf 45 tot 80-plus loopt het aantal getroffenen op van circa 2% tot 10%. Bepaalde chronische ziekten, zoals diabetes, kunnen glaucoom veroorzaken dan wel bevorderen. Behandeling van glaucoom bestaat voorlopig nog uit medicijnen om de oogdruk te laten dalen. Verder kan laseren helpen om het afvoersysteem in de oogbol te verbeteren; mocht dit toch niet helpen, dan kan operatief worden ingegrepen om de oogdruk te laten dalen.
(2018) Foto's: Office.microsoft.com, Pixabay.com, Wikimedia Commons.
Kijk voor andere artikelen en verhalen eventueel ook eens op:
https://ziariasblog.wordpress.com/gezondheid/
Reacties (12)
Ben enkele maanden later aan beide ogen geopereerd (plastic lenzen dus) en kon toen weer uitstekend zien. Dit jaar ging het ineens weer mis met één oog: alles was wazig en grijs (ook geen kleur meer). Het bleek de zogenaamde na-staar te zijn: een troebele vochtophoping achter de (nieuwe) lens.
Dat hebben ze met een (korte) laser-ingreep opgelost. Duurde enkele minuten!
Sindsdien zie ik weer prima op beide ogen en heb geen bril nodig, voo...
Ik heb absoluut geen last van minder horen, maar het 'zien' is fel achteruitgegaan. Gelukkig kan een multifocale bril het probleem oplossen :-)
Mooie reeks!