Wie schreef Shakespeares onvergankelijke toneelstukken en gedichten? Shakespeare? Of was het iemand anders, een tijdgenoot die anoniem wilde blijven? Sinds het midden van de 19e eeuw wordt er aan getwijfeld of de zoon van een handschoenmaker uit Stratford-upon-Avon, WIlliam Shakespeare, wel de echte auteur was van befaamde tragedies als Macbeth en Othello, en van vernuftig geconstrueerde komedies als De getemde feeks en De koopman van Venetië. En de controverse houdt aan, met telkens nieuwe theorieën en nieuwe kandidaten. De namen die het vaakst genoemd worden als ware auteur van Shakespeares werken, zijn Christopher Marlowe, Francis Bacon, William Stanley en Edward de Vere.
Meer dan 200 jaar na de dood van Shakespeare begonnen er twijfels te rijzen omtrent het auteurschap van zijn werken. Hoewel slechts een kleine minderheid onderzoekers geloof hecht aan deze mogelijkheid, blijft de inkt vloeien over dit onderwerp. Het is dus goed om even stil te staan bij de belangrijkste argumenten die deze anti-Stratfordians aanvoeren in hun ijver om aan te tonen dat Shakespeare onmogelijk de auteur kan zijn geweest.
Anti-Strafordians (de naam is afgeleid van het feit dat Shakespeare werd geboren in Straford) staan lijnrecht tegenover de shakespeareans die de bard van Avon onvoorwaardelijk steunen. Hun argumenten klinken soms overtuigend, maar echte bewijzen voor hun theorie ontbreken vooralsnog:
Conclusie: Onder het regime van de absolutistische Tudors was het te gevaarlijk om als edelman de eigen naam onder een gedicht of toneelstuk te zetten. Shakespeare was dus gewoon een stroman voor een bekende persoon die zijn identiteit geheim wilde houden.
Volgens degenen die Shakespeare als auteur trouw blijven, de meerderheid van de onderzoekers, getuigen deze argumenten vooral van snobisme. William Shakespeare was in die tijd overigens niet de enige succesrijke toneelschrijver van 'lage afkomst': Christopher Marlowe was de zoon van een schoenmaker, en Ben Jonson werd opgevoed door zijn stiefvader die metselaar was. Het argument dat een grammar school maar minnetjes was, klopt evenmin: onderzoek (van T.W. Baldwin) heeft intussen uitgewezen dat het curriculum van de King’s New School in Stratford zwaar werd onderschat door de sceptici.
De geschiedenis van deze betwisting begint in 1848 met de publicatie van The Romance of Yachting, geschreven door de Amerikaanse kolonel Joseph C. Hart. Hij lijkt niet echt een Shakespearekenner te zijn geweest, want hij had zelfs nooit gehoord van de First Folio uit 1623, de oudste verzameling met Shakespeares toneelstukken. Hart was van mening dat Shakespeare alleen maar wat seksueel geladen grapjes aan bestaande toneelstukken had toegevoegd.
Een Amerikaans schrijfster van korte verhalen, Delia Bacon, kreeg omstreeks dezelfde tijd ook twijfels over Shakespeare als auteur. Zij oordeelde dat alleen een maatschappelijk voornaam persoon als Sir Francis Bacon (geen verwant van haar), Sir Walter Raleigh of Edmund Spenser als auteur in aanmerking kwamen. Zij wijdde de rest van haar leven aan deze zaak en reisde in 1856 zelfs naar de Holy Trinity Church in Stratford-upon-Avon, op zoek naar bewijs voor haar theorie. Haar plan om 's nachts met een spade en houweel het graf te openen van Shakespeare (waar ze toestemming voor had gekregen) ging niet door omdat ze inmiddels te ziek was geworden. Delia Bacon stierf het jaar nadat ze was teruggekeerd naar Amerika in een 'asylum', een krankzinnigengesticht, maar ze kreeg volgelingen die haar speurtocht even fanatiek voortzetten.
In de VS en in Engeland ontstonden genootschappen die op zoek gingen naar de echte auteur. Het aantal mogelijke kandidaten bleef maar aangroeien: anno 2016 staan er 82 namen op de lijst. Zelfs koningen en koninginnen worden genoemd: Elizabeth I, James I en Mary van Schotland. Onder de meer bekende auteurs vinden we de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes, Sir Francis Drake, Thomas Wolsey en Daniel Defoe. Opvallend is dat veel veronderstelde ware auteurs van Shakespeares werk aristocraten en universitairen waren.
Wie zijn dan volgens de anti-Stratfordians de geloofwaardigste kandidaten?
Christopher Marlowe (1564-1593) was een tijdgenoot van Shakespeare en de auteur van onder meer The Tragical History of Doctor Faustus, een van de bekendste toneelbewerkingen van het Faustverhaal. De anti-Stratfordians hebben een sterke kandidaat met hem. Om te beginnen werd hij net als Shakespeare geboren in 1564. Hij werd geroemd om zijn krachtige, vloeiende versregels in blanke verzen (zijn mighty line noemde collega Ben Jonson het) en hij studeerde in Cambridge. Marlowe werd op het hoogtepunt van zijn carrière als toneelschrijver gedood tijdens een banale ruzie in een herberg, of eigenlijk: hij doodde zichzelf door tijdens het gevecht een dolk in zijn eigen oog te steken. Toen hij stierf, was hij slechts 29 jaar oud. Shakespeare had op dat ogenblik (1593) zijn grote tragedies (Romeo and Juliet, Othello, King Lear, Macbeth en Hamlet) nog niet geschreven. De Marlowe-theorie (van de marlowians) stelt dat deze Elizabethaanse dichter en toneelschrijver niet in Deptford stierf op 30 mei 1593, zoals in de historische verslagen staat, maar dat zijn dood werd vervalst en dat hij de belangrijkste auteur was van de gedichten en toneelstukken, toegeschreven aan William Shakespeare.
Francis Bacon (1561-1626) was een bijzonder gerespecteerd Engels filosoof, politicus, wetenschapper, jurist, redenaar en auteur. De baconiaanse theorie houdt in dat hij de toneelstukken schreef van Shakespeare. Hij maakte gebruik van deze dekmantel om zijn identiteit te beschermen: de hoge positie die hij in het parlement bekleedde rijmde immers niet met het schrijven van toneelstukken voor het grote publiek. De shakespeareans, verdedigers van Shakespeare als enige auteur, betwijfelen of iemand met zo'n druk publiek leven als Bacon en zo veel wetenschappelijke en andere publicaties op zijn naam voldoende tijd zou hebben gehad om het hele oeuvre van Shakespeare te kunnen schrijven.
William Stanley (1561-1642), 6e graaf van Derby, was een edelman met een hoge sociale positie die verkeerde in hofkringen. Zijn moeder was zelfs een mogelijke opvolger ('Heir presumptive') van koningin Elizabeth I van Engeland. Stanley werd opgeleid aan het St John's College in Oxford en maakte uitgebreide reizen naar het Europese vasteland, wat hem in de ogen van de derbyites een geschikte kandidaat maakte. Zijn literaire werken zijn verloren gegaan, maar in de jaren 1890 werd hij naar voren geschoven als een van de mogelijke ware auteurs van de werken van William Shakespeare.
Edward de Vere (1550-1604), 17e graaf van Oxford en hoveling in de tijd van Elizabeth I, is sinds de jaren 1920 een van de populairste mogelijke kandidaten voor de werken van de bard uit Avon. Hij was een zeer erudiet en bereisd man, die liefdespoëzie schreef en succes had met zijn nu verloren gegaan toneelwerk. Oxfordians steunen bij hun bewijsvoering vooral op parallellen die ze menen te herkennen tussen De Veres leven en gebeurtenissen die in Shakespeares toneelstukken en gedichten (met name de sonnetten) voorkomen. Daarnaast zien ze ook overeenkomsten in taalgebruik door de brieven en gedichten van de graaf te vergelijken met Shakespeares werken.
De zoektocht naar de 'echte Shakespeare', die begon in het midden van de 19e eeuw, leverde tot hiertoe geen enkele kandidaat op van wie kan worden gezegd dat hij of zij met grote waarschijnlijkheid de betreffende gedichten en toneelstukken schreef. In de eenentwintigste eeuw is het mogelijk geworden om met gesofisticeerde software een analyse te maken van de stijl, het woordgebruik en typische uitdrukkingen van Shakespeare en die te vergelijken met die van anderen. Op die manier kwam men bijvoorbeeld te weten dat Shakespeare had meegewerkt aan The Spanish Tragedy (de Spaanse tragedie) van Thomas Kyd. Verwonderlijk is dat niet, want toneelschrijvers werkten vaak samen in die tijd. Het is dus best mogelijk dat een of meerdere van de genoemde kandidaten een aandeel hebben gehad in Shakespeares werk, al is dat voorlopig nog niet bewezen. De hele kwestie van het auteurschap heeft binnen de academische wereld niet veel interesse gewekt omdat het om onwaarschijnlijke theorieën gaat. Voor schrijvers en filmmakers blijft het natuurlijk een boeiend onderwerp.
Auteursrecht: Jules Grandgagnage
Reacties (1)
Wat zou het ook? Wat kan het schelen hoe hij in werkelijkheid heette? De hoofdzaak is dat zijn oeuvre bewaard gebleven is.
Goethe zei het heel treffend in zijn Faust:
Nenn es dann, wie du willst,
Nenn´s Glück! Herz! Liebe! Gott!
Ich habe keinen Namen dafür!
Gefühl ist alles;
Name ist Schall und Rauch.
En misschien was dit wel een boodschap van Shakespeare aan allen die hem eeuwen later in twijfel zouden trekken:
'Life’s but a w...