Dat de medische ontwikkelingen in de menselijke geneeskunde in veel gevallen ook goed kunnen worden toegepast in de dierlijke geneeskunde is algemeen bekend. Maar andersom is veel minder gebruikelijk. Dat komt door een bijna historische minachting van biologen en medische wetenschappers voor de diergeneeskunde. Men is wel geïnteresseerd in proefdieren in het laboratorium voor wat het voor de menselijke geneeskunde kan betekenen, maar verder kijkt men niet. En dat is eeuwig zonde.
Dierenartsen krijgen te maken met allerlei aandoeningen en kwalen die veel lijken op, zo niet gelijk zijn aan die van de mens. Zij behandelen deze ziekten bij een groot aantal verschillende diersoorten, van honden, katten, vogels, knaagdieren en vee tot vissen, reptielen en wilde dieren. In hun onderzoek van deze dieren hebben dierenartsen vaak een manier van omgang, inzicht en behandeling ontwikkeld die in de menselijke geneeskunde tot nog toe onbekend is gebleven, maar die ook daar wellicht goed zou kunnen werken.
Het begon toen de Amerikaanse cardiologe Barbara Natterson-Horowitz in 2005 werd gevraagd om te helpen bij een ingewikkelde hartoperatie van een keizertamarin (een zeldzame kleine apensoort) uit de Los Angeles Zoo. Om het diertje gerust te stellen, keek zij het in de ogen. Haar collega's bezworen haar echter onmiddellijk dat nooit meer te doen; oogcontact met een (wild) dier kan zogenaamde vangst-myopathie (dood door schrik) veroorzaken. Het is een bekend begrip bij dierenartsen dat een eenmalige overdosis aan stresshormonen - door de angst gevangen of gedood te worden - bij dieren een fatale hartbeschadiging kan veroorzaken. In de menselijke geneeskunde is dit fenomeen onbekend.
Links: Natterson-Horowitz bij operatie leeuwin.
Natterson-Horowitz herkende echter direct een overeenkomst met een mysterieuze menselijke hartbeschadiging die tako-tsubocardiomyopathie wordt genoemd. Kunnen mensen ook aan 'vangangst' lijden en een te grote dosis stresshormonen produceren? De angst voor de dood, voor de ernst van een aandoening, voor een operatie, zou dat immers zeker teweeg kunnen brengen.
Verder was Natterson-Horowitz getroffen door de overeenkomst tussen de zieke hartcellen van de keizertamarin en die van een mens met een vergelijkbare kwaal. Onder de microscoop verschilden zij nauwelijks van elkaar.
Niet zo gek als je bedenk hoeveel genen mens en dier gemeenschappelijk hebben; bij de chimpansee is dat bijvoorbeeld 98,6 procent. Mens en dier hebben veel meer gemeen dan tot nu toe werd verondersteld. Op evolutionair en moleculair gebied is die overeenkomst groter dan ooit gedacht: er zijn bijna identieke genenclusters gevonden bij zowel mens als dier die miljarden jaren zijn doorgegeven - van cel tot cel en van organisme tot organisme. Het is immers niet zomaar toeval dat de mens en de meeste diersoorten essentiële organen (hart, longen, lever, nieren, darmen enz.) gemeen hebben en in eenzelfde werkende orde. Wij mensen hebben dus een genetische kern die voor een groot deel gelijk is aan die van vrijwel alle diersoorten. Waarom zouden we dan ook niet dezelfde ziekten kunnen krijgen? Vooral 'basiskwalen' van het organisme zoals problemen met celdeling (kanker), stofwisseling (diabetes, overgewicht), voortplanting (onvruchtbaarheid, geslachtsziekten) en stress (hartklachten, psychische stoornissen) vinden we bij zowel de mens als het dier.
Vanaf haar ervaringen met de operatie van de keizertamarin startte Natterson-Horowitz een onderzoek naar de overeenkomsten tussen aandoeningen bij mensen en dieren. Haar ontdekkingen legde zij samen met medeschrijfster Kathryn Bowers vast in het in 2012 gepubliceerde boek 'Zoobiquity' (samentrekking van zoölogie, biologie en 'equality' ofwel gelijkheid?). In het Nederlands heet het boek: 'Dierenbrein & Mensenlijf'. Het uitgangspunt is in feite simpel: dieren en mensen krijgen dezelfde ziekten.
Dieren kunnen namelijk zeer specifieke 'menselijke' lichamelijke of geestelijke ziekten ontwikkelen. Of het dan om huisdieren of om wilde dieren gaat, maakt geen verschil. Een paar voorbeelden.
Mensendokters en dierendokters kunnen er verschillende behandelmethoden op na houden om hun patiënten te helpen. Zij wisselen echter zelden gegevens uit. En dat is jammer, want wanneer de behandelingen en resultaten ervan in beide disciplines werden besproken, zou dat een schat van nuttige informatie kunnen opleveren voor toekomstig onderzoek.
In 2011 – dus nog voordat haar boek werd gepubliceerd – stichtte Natterson-Horowitz de Zoobiquity Conference. Het uitgangspunt hiervoor is om medische onderzoekers en wetenschappers uit zowel de mensen- als dierengeneeskunde met elkaar in contact te brengen om gegevens, inzichten en ideeën voor behandelingen uit te wisselen. Het zal nog wel geruime tijd duren, maar het begin is er. Langzaam maar zeker lijkt de opzet te gaan lukken.
Het is volgens Natterson-Horowitz hoog tijd dat de menselijke geneeskunde erkent hoe waardevol kennis en inzichten in de dierengeneeskunde ook voor de mens kunnen zijn en dan vooral in de ontwikkeling van nieuwe ideeën en therapieën. Als het aan haar ligt, wordt voortaan aan elk medisch onderzoek een hoofdstuk toegevoegd, namelijk: en hoe dit zit nou bij dieren?
(2016) Foto's: Office.microsoft.com, Zoobiquity.com.
Zie voor andere artikelen ook:
Medische-wereld-van-mens-maakt-voor-dier-steeds-meer-mogelijk
Verzekering-afsluiten-voor-huisdieren-handig-of-niet
De-malariamug-een-te-bedreigen-diersoort
of via:
https://robin93artikelen.wordpress.com/
Reacties (3)