Wie spreekt over België, denkt aan bier, chocolade en frieten. Maar een ‘echte’ Belg die geruime tijd in het buitenland verblijft mist wel eens de vele zoetigheden zoals snoep, koek, gebak of patisserie. De mierzoete gebakjes aan de Middellandse zee zijn net iets te zoet … het Oostenrijkse gebak is net iets te robuust en het assortiment in Groot-Brittannië ronduit belachelijk.
Het bekende neuzeke, tjoepke, Gentse neuze zijn kegelvormige Belgische snoepjes die zo’n beetje de vorm hebben van een neus. Waar komen de oorspronkelijke cuberdons vandaan? Volgens de Gentenaar is deze lekkernij puur Gents.
Het snoepje werd ontwikkeld door August Larmuseau in zijn ‘Supra Confiserie-Chocolaterie-Biscuiterie’, een van het tiental confiseriebedrijfjes dat Gent vroeger rijk was. Onlangs gaf het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) de Gentse ’sneeuwbal’ het keurmerk van streekproduct. De sneeuwbal is een traditioneel Gents snoepje, dat ook wel bekend staat als rotte patat. De sneeuwbal bestaat uit luchtig geklopte margarine, omhuld met chocolade en bepoederd met bloemsuiker. Het snoepje kreeg zijn naam omdat het smelt als sneeuw in de mond, al zorgde het laagje poedersuiker in sommige streken voor de bijnaam ‘rotte patat’.
Wie kent deze niet? De pralines, marsepein, roomijs en confiserie van Leonidas. Deze Belgische keten die hoofdzakelijk chocolade en pralines bestaat ook op internationaal vlak.
In het begin van de jaren 1900 verliet Leonidas Kestekides Constantinopel. Hij leefde een poos in Griekenland en trok vervolgens naar Italië waar hij wijnhandelaar werd. Maar het waren barre tijden, en daarom vertrok hij naar New York, waar hij als banketbakker aan de slag ging. In 1910 neemt de jonge Leonidas Kestekides, als lid van de Griekse delegatie van de VS, deel aan de Wereldtentoonstelling in Brussel. Hij stelt er zijn producten voor en dankzij de hoge kwaliteit van zijn snoepwaren is het een ogenblikkelijk succes. In 1913 keert de jonge Leonidas terug naar België, dit keer om deel te nemen aan de Internationale Tentoonstelling die in Gent gehouden wordt. Deze keer zal hij echter voorgoed in België blijven, want naast de oververdiende professionele erkenning (bronzen medaille op de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1910 en gouden medaille op de Internationale Tentoonstelling van Gent in 1913) verliest Leonidas Kestekides zijn hart aan een jonge Brusselse vrouw, met wie hij later zal huwen. Hij vestigde zich dus definitief in Brussel, de stad waar hij ook zijn eerste winkel zou openen. Ook in Gent en Blankenberge opent hij al snel een winkel.
dit was de eerste winkel in Blankenberge
Côte d'Or is een chocolademerk dat is ontstaan in België in 1883. De naam verwijst naar de Goudkust, het tegenwoordige Ghana, in Afrika, waar cacaobonen vandaan kwamen. In 1906 kwam de olifant in het logo en die is er niet meer uit verdwenen, het is zelfs het plaatje waaraan het merk wordt herkend. De olifant in het logo staat voor de kracht van het merk. In 1911 bracht Côte d'Or het jarenlang beroemde pakje: een witgouden verpakking met daarin twee stukken chocolade. Op de Wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel kreeg Côte d'Or grotere bekendheid en dat zorgde voor de ontwikkeling van veel nieuwe producten in de volgende jaren, zoals de Chokotoff, de Mignonette en de Bouchée.
Jean Neuhaus vestigt zich in Brussel en opent een apotheek in de prestigieuze Koninginnegalerij. Hij omhult zijn medicijnen met een laagje chocolade om ze een betere smaak te geven. Na enkele jaren vervangt Jean Neuhaus jr. de medicijnen door verse room en creëert zo het eerste gevulde chocolaatje. Hij doopt het “praline” en dit wordt meteen een groot succes! Louise Agostini, Jean Neuhaus’ echtgenote, ontwerpt een verfijnd geschenkdoosje waarin de pralines, net als juweeltjes, gelijkmatig en aantrekkelijk verpakt kunnen worden. Deze “ballotin” wordt het geschenkartikel bij uitstek. Neuhaus is uitgegroeid tot marktleider in de luxechocoladesector in België.
De geschiedenis van deze taart zou teruggaan tot de middeleeuwen. In oude dialecten betekende mat zoveel als gestremde melk, een bereiding die men verkrijgt door volle melk en karnemelk te laten koken. Aan die matten voegt men eieren en suiker toe. En met dat mengsel vult men het bladerdeeg. Verrukkelijk!
Als we de legende mogen geloven, gaat het recept van deze wereldberoemde lekkernij terug tot de 18de eeuw, toen de prins-bisschop van Luik zijn kok verzocht hem iets lekkers en zoets te bereiden. Missie geslaagd!
Een koek of een praline die verwijst naar de oorsprong van de stad: de sage wil dat de reus Druon Antigoon een hand afhakte van alle schippers die aan de bocht van de Schelde tol weigerden te betalen. De reus werd gedood door de Romeinse soldaat Brabo, die hem een hand afhakte en die in de Schelde wierp. Aan dat gebaar – hand werpen – dankt de stad haar naam.
Dit zijn knapperige, maar binnenin zachte truffels die eruitzien als houtskool. In het Waals verwijst gayette naar het brokje houtskool dat een mijn werker kreeg om zich te verwarmen. Een banketbakker bereidde de gayettes du Pays noir in de jaren ’80 voor het eerst op vraag van een klant uit Charleroi. Een fraaie imitatie!
Deze koek duikt voor het eerst op in 1466, wanner de stad wordt belegerd door Karel de Stoute en voedsel schaars is. De uitgehongerde bevolking mengt honing en bloem tot een deeg en perst dat inhouten mallen. Zijn je tanden je lief? Dompel dan de koek eerst in je koffie of warm hem op. Of neem heel kleine stukjes die je langzaam in de mond laat smelten. Op deze laatste manier wil ik lang genieten van deze keiharde koek.
Deze verrukkelijke, zachte karamel plakt niet aan de tanden en is gevuld met geroosterde hazelnoten, chocolade of boter. Ze werd in de jaren ’50 uitgevonden en is vernoemd naar Jean Biétrumé, een populair straatkunstenaar die leefde in de 18de eeuw, ten tijd van de Hollandse bezetting. Al is het niet 100% zeker dat deze Naamse grappenmaker ook echt heeft bestaan.
In 1850 kwam Rosalie Desmedt samen met haar man in het kustplaatsje Heist wonen. Meneer Desmedt werkte als schrijnwerker voor deftige families en in de zomer verkocht hij smakelijke Berlinerbollen. Rosalie was huisvrouw en ook zij had een goed gevoel voor heerlijk zoet. Op een goede dag besloot zij om eens iets te maken wat zij lang geleden van haar moeder had geleerd: boterbabbelaars! De snoepjes verpakte zij in simpele boterpapiertjes en verkocht ze aan rijke Engelse en Franse kindertjes die zich aan de kust vermaakten.
Het snoepje werd meteen een daverend succes! De kindjes gaven Rosalie een bijnaam: 'Mère Babelutte' ofwel Moeder Babelutte. Het woord ‘Babelutte' is de verfransing van het woord ‘babbelaars'. Het eten van Babelutten is een absolute traditie aan de Belgische kust. Tot op de dag van vandaag vind je nog steeds vissers op de kade met een zak Babelutten naast zich, een overgeleverde gewoonte van vader op zoon….
Iedereen die vakantie houdt aan de Belgische kust kent de Babelutten. Het snoepje staat symbool voor het ware vakantiegevoel.
Zeg niet zomaar speculaas tegen de dikke bruine koeken die prijken in de uitstalramen van vele Hasseltse bakkers. Een speculaaskenner prijst de Hasseltse lekkernij aan als de dikste en de donkerste van heel Vlaanderen. En natuurlijk als de lekkerste en dat heeft deze speculaas te danken aan het jeneververleden van de Limburgse hoofdstad. De speculaas ontstond als offerkoek voor heidense goden, werd verorberd als pelgrimsmaal en uitgedeeld als soldatenkoek aan de allereerste Belgische landsverdedigers.
Het Liers vlaaike is een van de oudste streekgebakjes uit de provincie Antwerpen. Het is wellicht meer dan 300 jaar oud. Het oorspronkelijke kleine gebakje mat 5 tot 6 cm in diameter en had een bodem van bloem en warm water. Dit deeg werd in houten vormpjes geduwd en liet men in de vormpjes uitdrogen. Dat droogproces duurde enkele dagen. Het ontvormde harde koekje werd vervolgens gevuld met een mengsel van beschuiten, siroop, melk en kruiden en in de oven gebakken. De vulling kan variëren van bakker tot bakker.
Nu werken de bakkers met een standaard recept dat weinig afwijkt van het origineel. Het brooddeeg is samengesteld uit water, boter en bloem en wordt in metalen vormpjes geduwd van 5 cm diameter en 2,5 cm hoogte. De vulling bestaat uit een mengsel van paneermeel, kandijsiroop, melk en vierkruiden en verspreidt een heerlijk kruidige geur. De vlaaikes worden per stuk verpakt of per 10 in een rol
Gedreven door passie combineert Jules Destrooper, een koloniaal handelaar, de allerbeste kruiden die hij uit Afrika en uit het Oosten importeert met de meest exclusieve natuurlijke ingrediënten zodat hij een uiterst unieke smaak kon geven aan zijn amandelbrood, een delicaat koekje dat nog vele fijnproevers over de hele wereld zou behagen. Zo wordt in 1886 de Biscuiterie Jules Destrooper opgericht.
Gedreven door het succes van zijn product en door zijn natuurlijk talent ontwikkelt Jules Destrooper zijn eigen recept van een traditionele Belgische boterwafel die hij in 1890 met succes lanceert op de Belgische markt. Op de vermaarde voedingsbeurs te Parijs ontvangt hij in 1911 de prestigieuze gouden medaille voor zijn amandelbrood. Deze internationale erkenning motiveert Jules Destrooper om de kwaliteit van zijn producten nog verder te verbeteren.
De auteurs van het boek ‘Sweet Belgium’ presenteren precies 150 zoetigheden uit België met sobere foto’s die de focus op het product leggen en beknopte teksten die net voldoende informatie geven om een interessant gesprek aan te knopen bij het degusteren van de een of de andere zoetigheid. Het is ook een goede gids voor de toerist die zich afvraagt wat er allemaal ligt te lonken in de etalages.
Boek: Sweet Belgium
http://www.stichtingkunstboek.com/kunst_kookboeken.asp?boek=343&so=17
http://www.nl.fnac.be/a2463444/Liesbeth-Inghelram-SWEET-BELGIUM
Reacties (13)
wie zou dat zijn? :-))
X
en of !!