Stilte, niets dan stilte. Loop van de computer naar mijn telefoon, gisteren een dubbele hotline, vandaag ruis op de kabel.
Twijfel bekruipt me. Wat wilde deze man van mij? Is hij zo teleurgesteld in mijn uiterlijke verschijning dat hij het de moeite niet meer waard vindt op een normale manier afscheid te nemen? Onzeker kijk ik in de spiegel en zie dat ik lijk op mijn profiel. Dit kan het niet zijn. Opgeslagen bestanden doen mij de afgelopen weken herbeleven en ik zie twee verliefde pubers chatten. Ik zie echter ook de gewenste antwoorden op mijn vragen. Victor was het nooit oneens, vond alles mooi en prachtig wat ik vertelde. Nu pas gaat er een belletje rinkelen, een snerpend geluid in de stilte. Zelfs Oost-Indische oren worden hier tot de orde geroepen, dit alarm is niet meer te negeren.
Ik herlees zijn verstuurde gedicht van Rutger Copland dat ik las als lief, een uitnodiging om in zijn gras te liggen. Ik verdiep me in mijn twijfels en de betekenis van het gedicht. Mijn vermoedens worden bevestigd, ik heb hier te maken gehad met een verwrongen persoonlijkheid. Lees over psychopaten en ik vind een passende omschrijving.
Ik beef op de grondvesten van mijn bestaan, in totale paniek ga ik mijn gangen na, het ergste zo duidelijk, mijn adres bekend. Wat heb ik hem in al mijn openheid verteld, mijn hele hebben en houden op straat gegooid, in handen van wie? Zijn mijn kinderen nog veilig binnen mijn huis? Ik verdiep me in de gevaren van internetdating. Mosterd na de maaltijd, maar ik wil weten hoe gelijksoortige verhalen afliepen. Overal doemen waarschuwingen op. Nummer één staat duidelijk en overal. Spreek buiten de deur af en geef nooit je adres voordat je zeker weet met wie je te maken hebt. Veelal doen mannen zich anders voor dan ze in werkelijkheid zijn, sommigen maken er een spelletje van. Vrouwen scoren voor een zwartboek.
Voor mij klinkt dit slechts als een scenario van een film, maar ik lees hier echte verhalen. Geen van deze mannen heeft het goed met je voor en ze kunnen je diep kwetsen. Het is hun hobby en ze zijn er goed in, lees ik.
Mijn ogen draaien achterstevoren in mijn hoofd. Voel me achtervolgd en waanzinnig angstig. Wie had ik aan de lijn? In mijn hoofd klinken zijn waarschuwingen voor datingsites. Voor wie waarschuwde hij? Voor zichzelf? Welke persoonlijke details heb ik hem verteld?
Ik herlees onze mails, onze woordenwisselingen. Sommige zinnen springen me in het oog.
Hij schreef:
Een volgende passage:
Hoe blind was ik? Had ik hem hier niet moeten gaan wantrouwen? Maar wantrouwen is een mij onbekend fenomeen. Altijd zie ik goede dingen in de mens, altijd zoek ik naar hun verklaring. Leven in wantrouwen is voor mij geen optie.
Ik lees verder en zie het zand in mijn ogen.
Er blijven flarden van gesprekken door mijn hoofd vliegen. Zoek naar de bevestiging dat ik niet alleen dom was maar dat aan de andere kant een slim persoon hing. Dan kan ik van dom naar neutraal gaan, gewoon niet opgewassen tegen zijn capaciteiten.
Ik ben een cursus psychologie aan het volgen.
Hij nam alle details in zich op. Lachte erom dat hij soms zo’n triest profiel tegenkwam, dat hij er soms een spelletje van maakte.
De dagen gaan voorbij en rustig haal ik weer adem. Mijn alertheid vervaagt, mijn angst vermindert en ik ga over tot de orde van de dag. Motoren passeren echter niet meer nonchalant. Bewust neem ik ze in me op en zoek de gelijkenis. Ik ga er inmiddels van uit dat er een spelletje met me is gespeeld en pak mijn verliezen. Weer een levensles geleerd. Als het hier bij blijft is het nog te overzien. Ik ga hem loslaten, wil deze episode vergeten. Het gedate laat ik voorlopig voor gezien, zal mogen wennen aan het alleen zijn, mijn leven en vooral dat van mijn kinderen zet ik niet op het spel.
Als weken later de bel dan toch gaat doe ik onbevangen open, geen haar op mijn hoofd die hem nog verwacht. Bijna vergeten en vergeven. Ik zie hem staan zonder helm, met bedroefde ogen. Zijn zinnen doen mij mijn zinnen verliezen.
‘Sorry, ik wist niet wat me overkwam, ik werd bang voor het overweldigende gevoel en verdween om het te laten bezinken. Kunnen we opnieuw beginnen?’
Angst verdwijnt als sneeuw voor de zon en ik laat hem binnen, opnieuw verlangend naar zijn arm om me heen. Dat die arm zo sterk zou zijn, daar dacht ik niet bij na. De deur is achter hem dichtgevallen, het monster komt naar boven. Hij duwt me bruut de kamer in, gooit me op de bank en neemt me met kracht en dwang, scheurt mij in tweeën. Mijn lichaam schreeuwt het uit, mijn mond vormt geen woorden, er komt zelfs geen ‘néé!’ uit. Verkrampte spieren houden hem niet tegen, droog spuit hij mij nat. Tegen deze uitzinnige brute kracht kan ik niet op. Ik zie beelden van mijn bloed aan de muren en wens slechts mijn laatste adem hier en nu niet uit te blazen. Ik mag mijn kinderen niet verlaten, ik ken het gemis. Mijn gelatenheid doet zijn lust geenszins verstommen. Een schreeuw luidt het einde in. Zijn brandmerk heb ik te dragen voor de rest van mijn in twijfelende dank behouden leven.
Hij kleedt zich aan, gunt me geen blik meer waardig, zelfs geen van minachting. Hij laat mij rillend achter. Liggend op mijn eens vertrouwde bank, nu niet wetend waar ik mijn rust moet zoeken, kan het niet bewaren. Schreeuw onder klaterend wassend water mijn longen uit mijn lijf. Woede om steeds weer die eigen naïviteit vier ik bot op muren totdat handen blauw zien en beurs voelen.
Opnieuw in lucht opgegaan kiest hij zijn eigen pad na mijne wederom te doorkruist te hebben op een wel zeer pijnlijke, onthutsende manier. Hij stuurt me volgens zeggen zijn laatste bericht, verwijst naar een al eerder ontvangen stuk.
Ook deze in eerste instantie als een diepgaand mooi stuk ontvangen, nu echter met een schaduw gelezen en de vraag blijft: wat was zijn reden? Welke lessen heb ik te accepteren? Verantwoordt hij hiermee zijn gedrag? Vond hij het nodig om me in te laten zien welk gevaar ik liep?
Vragen kan niet meer, zijn telefoonnummer afgesloten, adres onbekend, profielen verdwenen, niets dan gebakken lucht was hij. Mijn fleecedekens op de bank vervang ik door nieuwe. Zit confuus met de armen om mijn knieën, mijn hoofd op harde schijven.
Toch krabbel ik weer op, heb verder te gaan op dit bevlekte pad van mij. Ik weet nog niet hoe het zaadje in mijn hoofd zal uitgroeien. Mijn wonden stinken en ik zal een manier moeten vinden om ze te reinigen. Wie zal een aangifte serieus nemen? Ik gooide zelf de deur wijd open. Mijn kinderen, mijn kinderen, ik mag niet instorten.
Mijn verdriet wankelt, verstoten door boosheid.
Reacties (2)