Ons westerse voedingspatroon bestaat uit veel te veel zuurvormende voeding. En dit is niet goed voor het handhaven van een gezond zuur-base-evenwicht in ons lichaam. Verzuring van het lichaam zorgt voor een versnelde veroudering van onze weefsels en is in feite de meest voorkomende oorzaak van ziekten (zie ook Het-zuur-base-evenwicht-en-onze-gezondheid), vooral met betrekking tot organen (bijvoorbeeld huid, hart, lever, maag, nieren, darmen) en botten (jicht, reuma). Dat klinkt misschien ingewikkeld, maar met een beetje kennis van voedingsmiddelen en hun werking op het lichaam kun je al een al te zuur voedingspatroon mijden c.q. aanpassen.
De Zweedse biochemicus professor Dr Ragnar Berg (1875-1956) wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van onze kennis van het zuur-base-evenwicht. Hij ontwikkelde een theorie over de optimale onderlinge verhouding van ons voedsel, waarbij hij voedingsmiddelen met een teveel aan zuren combineerde met voedingsmiddelen met een teveel aan basen. Volgens Berg was de ideale verhouding tussen deze twee:
Berg ging voor zijn theorieën uit van de oxidatietheorie. Ook in ons lichaam is er bij de stofwisseling namelijk sprake van oxidatie door zuurstof, hetgeen Berg staafde in zijn stellingen. Metalen oxideren (roesten) wanneer zij in water in aanraking komen met zuurstof. Door die oxidatie vormen de metalen zogenaamde basen, terwijl niet-metalen in die omstandigheden zuren vormen. Vervolgens bestudeerde Berg de effecten daarvan in voeding en wat die voeding teweeg bracht in ons lichaam.
Na de vertering van ons voedsel en de stofwisselingsprocessen in het lichaam blijft er een zure of een basische rest over, afhankelijk van de soort voedingsmiddelen die zijn gegeten. (Basisch of alkalisch is daarbij het tegenovergestelde van zuur.) Vlees, gevogelte, vis en dierlijke vetten zorgen in het lichaam bijvoorbeeld voor een zure rest, terwijl het eten van verse groenten en fruit juist een basische rest oplevert.
Of een voedingsmiddel een zuren- of een basenoverschot in het lichaam teweeg brengt en hoeveel dat dan is, wordt in laboratoria onderzocht en berekend, en vervolgens in zogenaamde milligram-equivalenten (ME) uitgedrukt.
De formule is als volgt:
Per 100 gram van een voedingsmiddel worden eerst de aanwezige hoeveelheden van de mineralen calcium, magnesium, natrium en kalium enerzijds en van fosfor, zwavel en chloor anderzijds bepaald.
Vervolgens maakt men de berekening:
De uitkomst hiervan kan positief (+) of basisch, of negatief (-) of zuur, uitvallen.
Onze voeding kan, voor wat betreft het zuur-base-evenwicht, grofweg in twee groepen worden onderverdeeld:
Voedingsmiddelen, die vochtrijk en/of omvangrijk zijn, daarnaast veel vitaminen, mineralen en fytonutriënten bevatten en calorie-arm zijn. Voorbeelden hiervan zijn onder andere verse groenten en vers fruit, groente- en vruchtensap, groene of kruidenthee. Over het algemeen hebben deze voedingsmiddelen een basenoverschot.
Voedingsmiddelen, die vast van structuur zijn en rijk aan vetten, eiwitten en calorieën. Voorbeelden hiervan zijn onder andere vlees, gevogelte en vis, kaas, peulvruchten, noten, pitten, zaden en granen. Over het algemeen hebben deze voedingsmiddelen een zurenoverschot. Genotsmiddelen, zoals koffie, alcohol en suiker, zijn zelfs (extra) zuurvormend.
Hieronder, alfabetisch gerangschikt, een aantal voorbeelden van voedingsmiddelen en hun basische of zure ME-waarden.
Basisch (+) |
Zuur (-) |
||
Aalbessen |
+9 |
Amandelen |
-1 |
Aardappelen |
+9 |
Artisjok |
-5 |
Aardbeien |
+3 |
Asperges |
-1 |
Abrikozen |
+50 |
Bier |
-9 |
Ananas |
+1 |
Boter |
-5 |
Andijvie |
+14 |
Bruine bonen |
-4 |
Appels |
+2 |
Cacao |
-5 |
Avocado |
+11 |
Cashewnoten |
-2 |
Augurken |
+39 |
Eieren (geheel) |
-25 |
Bananen |
+6 |
Eigeel/dooier |
-55 |
Bessen (rode) |
+1 |
Erwten |
-4 |
Bessen (zwarte) |
+2 |
Gehakt |
-20 |
Bieslook |
+10 |
Gerst |
-9 |
Bieten |
+19 |
Gierst |
-8 |
Bloemkool |
+3 |
Ham |
-20 |
Boerenkool |
+10 |
Haring |
-3 |
Bosbessen |
+9 |
Haver |
-10 |
Bramen |
+8 |
Havervlokken |
-19 |
Broccoli |
+4 |
Hazelnoten |
-2 |
Champignons |
+5 |
Kaas (mager) |
-10 |
Citroenen |
+19 |
Kaas (volvet) |
-19 |
Dadels |
+8 |
Kabeljauw |
-3 |
Druiven |
+3 |
Kalfsvlees |
-36 |
Eiwit |
+5 |
Kapucijners |
-4 |
Frambozen |
+6 |
Kikkererwten |
-3 |
Grapefruit |
+10 |
Kip |
-25 |
Honing |
+3 |
Koffie |
-8 |
Hüttenkäse |
+3 |
Lever |
-10 |
Karnemelk |
+2 |
Leverpastei |
-20 |
Kastanjes |
+12 |
Linzen |
-10 |
Kersen |
+19 |
Mayonaise |
-42 |
Knoflook |
+10 |
Margarine |
-2 |
Knolselderij |
+39 |
Mosselen |
-5 |
Kokos |
+9 |
Oesters |
-5 |
Komkommer |
+30 |
Olie |
-35 |
Kool (groene, savooie) |
+3 |
Paling |
-30 |
Kool (spits) |
+12 |
Pinda's |
-10 |
Kool (witte) |
+6 |
Rogge |
-11 |
Koolraap |
+10 |
Rundvlees |
-25 |
Koolrabi |
+6 |
Rijst (wit) |
-15 |
Krenten |
+5 |
Rijst (zilvervlies) |
-19 |
Kruisbessen |
+6 |
Schelvis |
-20 |
Kwark |
+3 |
Sojabonen |
-20 |
Maïs |
+2 |
Spek |
-50 |
Mandarijnen |
+6 |
Spruitjes |
-12 |
Melk |
+5 |
Tarwe |
-8 |
Melk (mager) |
+9 |
Tarwebloem |
-9 |
Meloen |
+8 |
Varkensvlees |
-25 |
Olijven |
+39 |
Veenbessen (cranberry's) |
-10 |
Papaja |
+5 |
Vet (dierlijk) |
-50 |
Paprika |
+5 |
Vet (plantaardig) |
-19 |
Passievrucht |
+8 |
Volkorenbrood |
-9 |
Peren |
+3 |
Walnoten |
-9 |
Perziken |
+8 |
Witlof |
-2 |
Peterselie |
+9 |
Witte bonen |
-2 |
Pompoen |
+4 |
Wijn |
-3 |
Prei |
+5 |
Yoghurt |
-2 |
Pruimen |
+5 |
Zalm |
-3 |
Raapsteeltjes |
+8 |
|
|
Rabarber |
+10 |
|
|
Radijs |
+5 |
|
|
Rammenas/rettich |
+40 |
|
|
Rozijnen |
+25 |
|
|
Selderij |
+12 |
|
|
Sinaasappels |
+9 |
|
|
Sla |
+15 |
|
|
Snijbonen |
+9 |
|
|
Sperziebonen |
+12 |
|
|
Spinazie |
+25 |
|
|
Tomaten |
+13 |
|
|
Uien |
+3 |
|
|
Veldsla |
+9 |
|
|
Vijgen |
+25 |
|
|
Wortelen |
+10 |
|
|
Zuren leverende voedingsmiddelen bevatten relatief veel van de mineralen fosfor, chloor en zwavel. Basen leverende voedingsmiddelen bevatten juist meer van de mineralen natrium, kalium, calcium, en magnesium. Tijdens de stofwisseling gaan deze mineralen verbindingen aan in het lichaam. Deze verbindingen zijn bepalend voor het zuur-base-evenwicht. Of een voedingsmiddel een zuren- dan wel basenoverschot levert, wordt dus bepaald door de chemische samenstelling en niet door de smaak.
De vrije zuren in onze voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld appelzuur, citroenzuur, melkzuur (yoghurt) en ascorbinezuur (aspirientje), hebben bijvoorbeeld weinig of geen invloed op de zuur-base-balans. Sterker nog: alle zuur smakende producten tijdens de stofwisseling blijken juist een basenoverschot te hebben.
Hoewel dit onlogisch lijkt, is het dat niet. Buiten het lichaam is dit voedsel zuur, maar in het lichaam wordt het basisch, omdat deze producten in het lichaam namelijk de alvleesklier aanzetten tot het produceren van basische buffers.
Een uitzondering op deze regel zijn echter cranberry's of veenbessen, zij stimuleren de alvleesklier namelijk niet tot de productie van basen. Dit komt, omdat deze bessen een natuurlijk antibioticum in zich hebben, dat alleen werkt in een zure omgeving.
Cranberry's zijn daarom bij uitstek geschikt bij de preventie van blaasontsteking; hun natuurlijk antibioticum kan in de zure omgeving van de urine gewoon zijn werk doen.
© 2015, foto's: Office.microsoft.com, Wikimedia Commons.
Voor meer artikelen van deze schrijfster, zie bijvoorbeeld op:
Linus-Pauling-en-orthomoleculaire-voedingsleer
Problemen-met-de-spijsvertering-hoe-komt-dat?
Problemen-met-de-spijsvertering-eiwitten-koolhydraten-en-vetten
Problemen-met-de-spijsvertering-onjuiste-voedselcombinaties
Problemen-met-de-spijsvertering-juiste-voedselcombinaties
Of lees verder op:
https://tallsay.com/oxalis of via
https://oxalisnatuurlijkewegen.wordpress.com/
Reacties (3)