In dit artikel uit de serie park- en tuinvogels lees je alle informatie over de meerkoet, Fulica atra.
Tags/labels: VogelsAlgemeen, Parkvogels, Fulica
De Meerkoet is een middelgrote watervogel uit de familie van de rallen. Meerkoeten komen in Europa, Azië en Oceanië voor en zijn in Nederland een algemeen voorkomende broedvogel maar we kennen ook overwinteraars uit het Noorden. De wetenschappelijke naam voor een Meerkoet is Fulica atra of zwarte watervogel
De meerkoet is overwegend zwart, met een wit voorhoofd en spitse, witte snavel. De ogen zijn opvallend rood. Meerkoeten zijn gemiddeld zo’n 30 tot 40 centimeter lang en wegen tussen de 0,5 en 1 kilogram. De net uitgekomen kuikens hebben een kaal hoofd en grijs dons met een bruine kraag. Jonge Meerkoeten zijn ook grijs, maar hebben een witte borst. Het witte voorhoofd krijgen ze na ongeveer een jaar. De blauwgroenige tenen zijn groot en breed.
Waar de meeste leden uit de familie der rallen een nogal teruggetrokken bestaan leiden, is de meerkoet een cultuurvolger die zich prima thuis voelt in de nabijheid van de mens. We zien meerkoeten in grote meren, op kanalen en rivieren maar ook in parken, sloten en plassen.
De meerkoet vliegt niet gauw. Ze zullen altijd proberen weg te lopen of weg te zwemmen van een belager. Ze kunnen overigens wel goed vliegen, alleen de start is moeizaam. Als ze willen vliegen nemen ze een aanloop waarbij ze als het ware over het water lopen.
De meerkoet is een opportunistische omnivoor die algen, waterplanten, slakjes en vissen eet. Met een beetje moeite kan een Meerkoet duiken naar voedsel. Op het land eten ze ook gras, zaden, vruchten, insecten en bessen. Een Meerkoet eet soms ook eieren van andere vogels, als ze een onbeheerd nest zien.
De meerkoet is een echte praatjes maker en zeker in de nacht laten ze zich behoorlijk horen.
Ze hebben een schelle stem die duidelijk laat horen wanneer er een alarm is en wanneer ze kwaad zijn.
Meerkoeten bouwen hun nesten in het water. De mannetjes verdedigen in die periode hun territorium .
Ze zullen de nesten altijd verankeren aan een tak, een waterplant of iets anders wat in het water ligt. Meerkoeten kunnen twee tot drie legsel grootbrengen in één jaar.
De eieren, gemiddeld zo’n 5 tot 10 per nest, kennen een broedtijd van drie tot drieënhalve week. Binnen enkele dagen zwemmen de meerkoetjes maar aanvankelijk gaan ze nog regelmatig terug naar hun nest. Twee maanden later kunnen de meerkoetjes voor zichzelf zorgen.
De jongen zijn aanvankelijk erg kwetsbaar en de meeste sterven dan ook voordat ze volwassen zijn. Reigers en meeuwen eten de kuikens maar ook grote snoeken lusten een pasgeboren jong.
Uit de serie over park- en tuinvogels:
Blauwe reiger, Bonte specht, Ekster, Fuut, Halsbandparkiet, Huismus, Kauw, Meerkoet, Merel, Mezen, Nijlgans, Roodborstje, Spreeuw, Turkse tortel, Vlaamse Gaai, Witte Ooievaar en de Zwarte Zwaan.
Reacties (0)